Onze zeeverkenners zeilen in lelievletten. Een lelievlet is de meest gebruikte stalen zeil-, roei- en wrikboot bij waterscouting. In 1956 is de eerste lelievlet gebouwd bij botenbouwer Teunis Beenhakker. De naam is afgeleid van het traditionele Scoutinglogo, de Franse lelie.

Een lelievlet is een knik-spantvlet met midzwaard, sloeptuig en twee luchtkasten voor en achter. De vlet is ondertuigd, dat wil zeggen heeft minder zeil dat de boot hebben kan. Hiervoor is gekozen vanwege de veiligheid, maar een voordeel is dat er ook met hogere windkracht mee gezeild kan worden. Onder zeil hebben ze dezelfde prettige onhebbelijkheden die ook de schouw en in feite iedere platbodem heeft: gevoelig voor de gewichtsverdeling aan boord en dankbaar voor een goede behandeling van de fok. Hieronder is een plaatje weergegeven van een lelievlet. Daarnaast zijn in het fotoboek diverse foto’s van onze lelievletten te zien.

De afmetingen van een lelievlet zijn als volgt:

  • Lengte: 5,60 m
  • Breedte: 1,80 m
  • Hoogte: 6,50 m
  • Gem. gewicht: 650 kg
  • Zeiloppervlak: 12,15 m²

 

Hieronder is een overzicht te zien van de lelievletten die wij nu actief gebruiken. 

Naam Nummer Bouwjaar
56 Maegt van Muyden Onbekend
565 Ijzeren Vrijer 1971
839 Zwarte Valk 1976
840 Haai 1976
.....  Jan Kroket 2006

 

Andere lelievletten die inmiddels geen eigendom meer zijn van de pampus groep zijn o.a. de "Noordkaper" en de "Viking".

 

Algemene geschiedenis van de lelievlet

 

Tot in de jaren veertig werden er door Zeeverkennersgroepen allerlei verschillende boten gebruikt. Vaak waren dit afgedankte reddingssloepen van zeeschepen of andere soorten roeisloepen. Deze boten waren bijna altijd van hout, waardoor het onderhoud veel tijd en geld kostte. Ook was het moeilijk om onderdelen te vervangen omdat de boten verouderd waren.

 

Eind jaren veertig ontwierp Scouting de eerste standaardboot: de Lelieschouw. Deze bleek echter duur, zwaar terwijl er nauwelijks mee geroeid of gewrikt kon worden. Daarom ging men in 1955 op zoek naar een andere boot en kwam terecht bij Teunis Beenhakker uit Kinderdijk. Hij had kort na de oorlog een ontwerp gemaakt voor een roei- en wrikvlet voor binnenvaart-schippers. De groepen zagen wel wat in dat ontwerp en de heer A. Stockman, schipper bij de Titus Brandsma in Breda en commissaris bij de Katholieke Verkenners, paste het zo aan dat het ook als zeilboot gebruikt kon worden. Er kwamen onder andere een mast, een midzwaard en twee luchtkasten in. In w1956 bouwde Teunis Beenhakker twee vletten voor proef. Hij maakte twee bijna gelijke vletten: eentje van 4,60 meter en eentje van 5,60 meter. Het zeil was bij allebei de boten even groot: 12,5m2.

 

Uiteindelijk werd de 5,60 meter boot uitgekozen als meest geschikt. Net als de Lelieschouw werd de boot genoemd naar het traditionele Scoutinglogo: de Franse lelie. Het zeilteken is hetzelfde als de Lelieschouw (de lelie) maar nu met een V er onder.  De lelievlet werd een groot succes. Tot 2006 zijn in Nederland zo'n 1550 lelievletten gebouwd. Lelievlet nummer '1' bestaat nog steeds en vaart nog steeds onder de vlag van de Titus Brandsmagroep. Niet alleen scouting maakt gebruik van de lelievlet, ook het Zeekadetkorps Nederland.